Parkinson, ziekte(syndroom van):
Degeneratieve aandoening van het centrale zunuwstelsel, waarbij dopamine-producerende zenuwcellen afgebroken worden. De aandoening wordt gekenmerkt door bewegingsarmoede, tremoren en spierstijfheid.
De tremoren zijn een gevolg van elkaar afwisselende samentrekkingen van tegenovergestelde spiergroepen (agonisten en antagonisten). De trillingen treden op met een snelheid van 4-6 per seconde en zijn, in tegenstelling tot de spierstijfheid, het meest uitgesproken aan de uiteinden van de armen, benen en soms ook aan het hoofd.
De tremoren zijn het hevigst in rust. Tijdens de slaap verdwijnen ze, bij willekeurige bewegingen van de ledematen zijn ze afwezig of althans sterk verminderd. Onder invloed van psychische spanningen nemen de tremoren sterk toe. Wanneer de spierstijheid zeer sterk wordt kunnen de tremoren afnemen, waarbij soms ook de snelheid afneemt.
De bewegingsarmoede (akinesie of hypokinesie) is op vele manieren omschreven. Het belangrijkste kenmerk is de afwezigheid van beweging, het onvermogen aan een willekeurige beweging te beginnen, of de neiging van een combinatie van lichamelijke verschijnselen, waarvan spierstijfheid, tremoren, bewegingsarmoede en loopstoornissen het meest voorkomen.
Met hypertonie of rigiditeit wordt de weerstand bedoeld die men ondervindt indien bewegingen aan de gang gezet worden. Het symptoom komt meestal duidelijk tot uiting als een loopstoornis. De patiënt die wil beginnen te lopen staat als het ware aan de grond genageld.