Wat ging er vooraf aan de BOPZ:
De BOPZ is de opvolger van de Nederlandse "krankzinnigenwet" uit 1884. Toch is de vraag hoe de BOPZ tot stand is gekomen, is niet eenduidig te beantwoorden. Dat de Nederlandse "Krankzinnigenwet", na honderd jaar niet meer voldeed , ligt voor de hand. Een voortvarende wetgever hoort zijn wetten aan de eisen van de tijd aan te passen. Toch waren het vooral internationale en maatschappelijke invloeden die de belangrijkste aanzet vormden, de "Krankzinnigenwet" aan te passen. Zo hoort het natuurlijk ook.
Internationale invloed die leidde tot het veranderen van wettelijke regelingen voor psychiatrisch patiënten in Nederland, ging vooral uit van de kaders van het Europees verdrag ter bescherming van de rechten van de mens(EVRM) uit 1950.
In de aanloop naar de BOPZ besloot de Nederlandse regering tot een tussentijdse wijziging van de Krankzinnigenwet. Deze tussentijdse wijziging werd in 1972 van kracht. Vanaf de wijziging werden burgermeesters bij het vorderen van een inbewaringstelling (IBS), verplicht, een psychiater te vragen, de toestand van de geestelijke gezondheid van een patiënt te onderzoeken. Voor die tijd bestond wel de mogelijkheid tot raadpleging van een psychiater maar niet de verplichting. De burgermeester werd tevens verplicht de officier van justitie binnen een dag op de hoogte te stellen van de IBS alsmede de medische verklaring. De officier van justitie was op zijn beurt weer verplicht de president van de rechtbank op de hoogte te stellen. De rechter die vervolgens moet beoordelen of het noodzakelijk is, betreffende patiënt via een verlenging van de IBS of Rechterlijke Machtiging(RM) langer opgenomen te houden in een psychiatrisch ziekenhuis, diende zich tevens voortaan bij de patiënt zelf op de hoogte te stellen van zijn toestand.
Het was geen toeval dat op dat moment bij het Europees hof voor mensenrechten de zaak Winterwerp diende. Winterwerp werd in 1968 op last van de burgermeester van zijn woonplaats via een zogenaamde Inbewaringstelling gedwongen opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Later werd deze inbewaringstelling door de officier van justitie omgezet in een Rechterlijke Machtiging welke gedurende een aantal jaren verlengd werd. Hij klaagde dat hij gedurende de hele procedure nooit was gehoord door een rechter of op de hoogte was gesteld van hun uitspraken of juridische bijstand ontving. Hij klaagde tevens over zijn verzoeken tot ontslag, welke door de officier van justitie niet naar de rechtbank gestuurd werden en tegen het verlies van de mogelijkheid zijn financiën te beheren.
Het Europese hof stelde Winterwerp in het gelijk voor wat betreft zijn klacht niet door een rechter te zijn gehoord en voor wat betreft zijn verzoeken tot ontslag die door de officier van justitie niet bij de rechter onder de aandacht werden gebracht.Ook stelde het hof schending van de mensenrecht vast voor wat betreft de klacht van Winterwerp over het beheer van zijn goederen en financiën
Niet alleen de Winterwerp-zaak bespoedigde een aanpassing van de krankzinnigenwet ook de steeds sterker wordende Cliëntenorganisatie en anti-psychiatrische stroming.
De BOPZ heeft geleid tot de afschaffing van het “best wil criterium”. Onder de "Krankzinnigenwet" was het het wettelijk toegestaan iemand in een psychiatrisch ziekenhuis op te nemen, zonder dat deze persoon de uitdrukkelijke bereidheid hiertoe had getoond en mits deze geen bezwaar tegen zijn opname maakte. Men hoefde een persoon niet te vragen naar zijn bereidheid tot een opname. Het was voldoende als een wettelijke vertegenwoordiger plaatvervangende toestemming had gegeven voor de opname. Pas wanneer een persoon uitdrukkelijk bezwaar maakte tegen zijn opname in een psychiatrisch ziekenhuis en men verwachtte dat een persoon zich vanwege zijn psychose niet zou kunnen handhaven in zijn maatschappelijke context, moest deze persoon via tussenkomst van de burgermeester en een inbewaring stelling gedwongen worden tot opname in een klinische psychiatrische setting. Deze gedwongen opname kon "in het belang der openbare orde of ter voorkoming van ongelukken of wanneer gebleken was dat een krankzinnige verwaarloosd werd", via tussenkomst van de rechter en terzake kundige artsen een langduriger karakter krijgen via een Rechterlijke Machtiging(RM).
Onder de BOPZ werd het verplicht eerst na te gaan of een patiënt "de nodige bereidheid heeft zich te laten opnemen. Tevens moest een patiënt vooraf geïnformeerd worden over wat hem/haar te wachten staat na zijn opneming.
Wanneer een patiënt bij de BOPZ echter bezwaar maakt tegen opname kan deze alleen worden onvrijwillig worden opgenomen, wanneer hij/zij voor zichzelf of voor zijn omgeving een zodanig gevaar oplevert dat het niet dan zonder opneming in een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend: het zogenaamde "gevaarscriterium".
In de dagelijkse praktijk van de hulpverlening werd het “best wil criterium" echter al ruim voor invoering van de BOPZ ingeruild voor het gevaarscriterium. 18 Jaar geleden toen ik als psycholoog begon in een klinisch psychiatrische setting, was het aan de orde van de dag dat patiënten met een RM zich ontrokken aan de zorg door bijvoorbeeld uit te wijken naar een zogenaamd “wegloophuis”. Vrijwel onmiddellijk daarna schreef hun advocaat steevast een brief aan de geneesheer directeur met het verzoek proefverlof te verlenen, hetgeen vrijwel zonder uitzondering werd verleend.
Wat was er aan de hand? De BOPZ (wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen) in voorbereiding wierp haar schaduw reeds vooruit. Dit, ondanks dat het nog meer dan 10 jaar zou duren voor de wet in werking zou treden. De rechter besliste bij een juridische confrontatie over het verlenen van proefverlof steeds vaker voor het verlenen van proefverlof. Achteraf bezien bleek dit niet altijd in het voordeel van de patiënt.
Psychiatrische patiënten die met een rechterlijke machtiging behandeld werden in een psychiatrisch ziekenhuis konden zich voortaan ontrekken aan hun behandeling, zonder dat zij door de politie weer terug naar het psychiatrisch ziekenhuis werden gebracht.
Ook patiënten die voor het eerst psychotisch werden, werden in mindere mate tegen hun wil opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Rechters vonden in toenemende mate, dat wanneer een patiënt niet bereid was tot een opname, dit ook niet tegen zijn wil diende te gebeuren. Slechts wanneer er sprake was van een min of meer gebleken gevaarlijke situatie zoals een ernstige suïcidepoging of ernstige agressie werd besloten tot een “in bewaring stelling”(IBS) gevolgde door een “rechterlijke machtiging”(RM).
De BOPZ en de situatie van patiënten in het ziekenhuis
In de BOPZ is ook het klachtrecht van patiënten geregeld: Patiënten kunnen klagen over medicatie die hun tegen hun wil gegeven wordt, over separatie en over de bejegening door de hulpverleners.
Patiënten kunnen hun klacht neerleggen bij een door het ziekenhuisbestuur aangestelde klachtencommissie. Alhoewel de wetgever het ziekenhuisbestuur hierin de keuze laat, gaat de voorkeur uit naar een onafhankelijke klachtencommissie, samengesteld uit leden met juridische expertise van buiten het ziekehuis.
De klachtencommissie onderzoekt de klachten die door de patiënt zijn geuit of door zijn wettelijke vertegenwoordiger en doet een uitspraak aangaande de gegrondheid, ongegrondheid en ontvankelijkheid van de klacht. Wanneer een klacht door de klachtencommissie gegrond is verklaard kan de patiënt hiermee naar de rechter en eventueel aanspraak maken op een schadeloosstelling.
De klachtencommissie patiëntenzorg zorgde voor de nodige commotie. Hulpverleners werden plotseling vertrouwd gemaakt met de rol van aangeklaagde partij, moesten verweerschriften schrijven en voor een klachtencommissie verschijnen, bestaande uit drie externe juristen, een collega-psychiater en een of meerdere andere interne leden. Bij het verschijnen voor de klachtencommissie zagen hulpverleners, niet zonder enige schrik dat de klagende patiënt tijdens de zitting bijgestaan werd door de juridisch onderlegde patiëntenvertrouwenspersoon of door een goed gebekt familielid.
Niet zelden was er in deze situaties sprake van onzekerheid bij de aangeklaagde hulpverlener: Zou de klacht wel of niet gegrond verklaard worden en wat zou dit voor hun positie in het ziekenhuis betekenen? De onzekerheid bij de hulpverleners kwam deels voort uit een gebrekkige kennis van de toepassing van de BOPZ. De praktijk hinkte als het ware achter de BOPZ aan. Er vielen verzuchtingen te horen dat men als hulpverlener ook wel juridische bijstand zou kunnen gebruiken bij het verweer.
Klachtencommissies werden echter ook geconfronteerd met afwerende reacties zoals gebrekkige niet met feiten ondersteunde verweerschriften, niet tijdig voor de zitting aangeleverde gegevens en slecht voorbereid ter zitting verschijnen. Het een en ander kwam de sfeer waarin zittingen van de klachtencommissies plaatsvonden niet altijd ten goede en leidde tot verongelijkte racties over en weer. Er was duidelijk sprake van een wrijving om niet te zeggen een botsing tussen twee werelden: de juridische wereld met een sterke gerichtheid op de procedurele kant van de uitvoering van de BOPZ en aan de andere kant de medisch-psychiatrische gangbare praktijk gericht op snel en direct handelen.Patiëntenvertrouwenspersoon en klachtencommissies patiëntenzorg bewerkstelligden dat hulpverleners hun handelswijze tegenwoordig steeds beter bijstellen richting de wettelijke regels. Met name onderwerpen zoals dwangmedicatie en separatie komen steeds meer in de schijnwerpers te staan.
Je zou kunnen zeggen dat cliëntenorganisaties tevreden kunnen zijn over de behaalde resultaten. Er is een grotere bescherming van de individuele rechten. Heeft dit ook geleid tot een verbetering van de gelijkwaardigheid van de dialoog tussen individuele cliënt, hulpverleners en ziekenhuisorganisatie?Het kan geen toeval zijn dat vrijwel tegelijkertijd met de invoering van de BOPZ , de komst van de patiënten vertrouwenspersoon en de klachtencommissies in de psychiatrische ziekenhuizen het accent steeds meer kwam te liggen op respect voor de autonomie van de patiënt. Het respect voor de autonomie van de patiënt kwam o.a.tot uiting in een veranderde benaming. Het was beter patiënten voortaan cliënten te noemen. Ook echter werden patiënten minder onder druk gezet voor wat betreft deelname aan allerlei therapiëen. Doordat dwangmiddelen minder vaak werden ingezet onstonden er op afdelingen van psychiatrische ziekenhuizen ook grotere spanningen tussen patiënten die problemen hadden zich aan behandelvoorschriften en ziekenhuisregels te houden en tussen ziekenhuispersoneel. Deze spanningen liepen soms zo hoog op dat men sneller het besluit nam deze patiënten te adviseren met ontslag te gaan.
Vrijwel tegelijkertijd met de BOPZ deden andere nieuwe wetten binnen de ziekenhuizen grote invloed gelden zoals de Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) en de de wet op kwaliteitszorg.
Beleidsmakers van de overheid en de zich steeds duidelijker profilerende cliëntenbeweging vonden dat psychiatrische patiënten zoveel mogelijk in de maatschappij moesten blijven of terugkeren. Het langdurig verblijf in psychiatrische ziekenhuizen achtte men nodeloos hospitaliserend.
Konden psychiatrische patiënten die 20 jaar geleden, met ontslag gingen, vrijwel nergens terecht . De afgelopen decennia is er hard gewerkt aan allerlei voorzieningen voor psychiatrische patiënten in de maatschappij: RIBW(Beschermende Woonvormen) Psychiatrische thuiszorg, gespecialiseerde RIAGG-teams, dagcentra, bezigheids- en werkvormen
In de V.S, Engeland, Italië en Nederland is er veel veranderd aan de klinische situatie. Veel meer patiënten verblijven in buiten psychiatrische centra. De behandeling in de ziekenhuizen en de leefomstandigheden van patiënten is sterk gemoderniseerd en draag minder het karakter van dwang maar er blijft nog veel te doen.
De BOPZ, Klachtencommissie patiëntenzorg en patiënten vertrouwenspersoon, de Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst,en wet op de kwaliteitszorg, zorgden ook voor een toename van nieuwe medewerkers in ziekenhuizen die deze veranderingen moesten begeleiden en een grotere behoefte bij ziekehuisdirecties aan stuurkracht. Allerlei stafmedewerkers deden hun intrede en met hen herstucturering van van een zorgcultuur naar een managmentcultuur. Vergadertijd nam niet zozeer toe maar de inhoud van vergaderingen verschoof steeds meer van zorg naar organisatieveranderingen en herindelingen.Gezien het aantal psychiatrische patiënten dat zich niet wil laten opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis maar die ook niet in staat bleken zich te handhaven in hun maatschappelijke context en dus dakloos raakten, verloederd en verwaarloosd, is het duidelijk dat de hulpverlening in een aantal gevallen geen passend antwoord had op de behoeften van deze patiënten. Soms werd verwezen naar het belang van de “autonomie” van patiënten, andere keren werd machteloos gewezen naar de wetgever, die het “bestwil criterium” had afgeschaft.Nieuwe termen zoals "zorgwekkende zorgmijders" werden geboren als uitdrukking van het onbehagen van de machteloze hulpverleners, de zogenaamde autonomie van patiënten en de maatschappelijke onverschilligheid.
© Frank Strijthagen 2001