De Oerknaltheorie
- Gegevens
- Gemaakt op zondag 08 juni 2025 23:00
- Laatst bijgewerkt op vrijdag 13 juni 2025 11:18
- Gepubliceerd op zondag 08 juni 2025 23:09
- Hits: 102
De oerknaltheorie.
De oerknal is het begin van het waarneembare universum met daarin de galaxieën, sterren, planeten, wij mensen en met ons vele andere levende wezens. Het universum is volgens de huidige kosmologie 13,8 miljard jaar oud. De "oerknal" duurde iets minder dan een seconde en ontstond vanuit een super klein, super heet en super dicht punt en begon vrijwel meteen extreem snel te expanderen. Daarna is het universum steeds sneller blijven expanderen en afkoelen.De dag zonder gisteren zei George Lemaître een Belgische astronoom en priester in 1931. Dit omdat met de kennis van toen en nu er geen toetsbare uitspraken gedaan kunnen worden over een periode daarvoor.
We moeten hierbij beseffen dat het bij het begin van expansie niet ging om een knal, want toen universum begon te expanderen was er nog niets dat geluid kon voortbrengen.


Galaxieën zijn sterrenstelsels van mijarden sterren. Stel je dat eens voor miljarden zonnenstelsels. Zonnenstelsels zoals het onze met planeten zoals Mercurius, Venus, onze Aarde, Mars enzovoort.
Wij weten niet of in die miljarden zonnenstelsels, omstandigheden voor leven aanwezig zijn. Astronomen pogen dat wel te achterhalen. Wij weten wel dat er zonnenstelsels zijn met meerdere zonnen. Wat een fantastisch uitzicht zou dat zijn.
Sterrenstelsels zoals onze melkweg, kunnen wel een doorsnee hebben van 100.000 lichtjaar.
Er bestaan in het universum vele mijarden sterrenstelsels. Deze hebben nummers gekregen. De astronoom Hubble was degene die ontdekte dat er buiten de melkweg meerdere sterrenstelsels bestonden. De Andromeda nevel bleek zo’n sterrenselsel te zijn.
De naam galaxie komt uit het oud Grieks en betekent "spoor van melk". Dit vanwege het witte uiterlijk aan de nachtelijke hemel.
Galaxieën zijn er in meerdere vormen zoals ellips- of spiraalnevel.
Leven kenmerkt zich door:
- Groei
- Voortplantng
- Eigenschappen gaan over op nageslacht
- Het reageren op prikkels
- Het vermogen zich aan te passen aan veranderingen
- Het vermogen een evenwicht te handhaven in zichzelf en met omgeving Iets wat deze kenmerken heeft, noemen wij een organisme.
- Groei
- Voortplantng
- Eigenschappen gaan over op nageslacht
- Het reageren op prikkels
- Het vermogen zich aan te passen aan veranderingen
- Het vermogen een evenwicht te handhaven in zichzelf en met omgeving Iets wat deze kenmerken heeft, noemen wij een organisme.
George Lemaître
George Lemaître, een Jezuïet en professor in de astrofysica aan de Universiteit van Leuven (1894–1966), was een van de eersten die de toen gangbare opvatting verwierp dat het universum eeuwig en onveranderlijk was.
Hij wist dat de Amerikaanse astronoom Edwin P. Hubble in 1923 had aangetoond dat er buiten onze Melkweg talloze andere sterrenstelsels bestaan. Hubble was erin geslaagd de afstand tot de Andromedanevel te berekenen, wat aantoonde dat deze geen onderdeel was van de Melkweg, maar een apart sterrenstelsel.
Lemaître kende ook de resultaten van metingen van roodverschuiving die tussen 1912 en 1914 waren verricht door de astronoom Vesto Slipher. Daaruit bleek dat de spiraalnevels – die Hubble in 1923 als sterrenstelsels had geïdentificeerd – zich, op enkele uitzonderingen na, steeds sneller van ons én van elkaar verwijderen.
Lemaître kende de algemene relativiteitstheorie van Einstein waarin gesteld wordt dat dat massa en energie de ruimte en de tijd kunnen beïnvloeden en paste deze theorie toe op het hele universum. op grond daarvan kwam hij tot de conclusie dat de ruimte expandeert.
Op basis van deze gegevens trok Lemaître in 1927 een ingenieuze conclusie: "Als het universum vandaag uitdijt, dan moet het in het verleden kleiner zijn geweest. Piepklein." In 1931 stelde hij dat het heelal ontstaan moet zijn uit een uiterst compacte en dichte massa – kleiner dan een atoom – waaruit de volledige kosmos is voortgekomen.
Lemaître kende ook de resultaten van metingen van roodverschuiving die tussen 1912 en 1914 waren verricht door de astronoom Vesto Slipher. Daaruit bleek dat de spiraalnevels – die Hubble in 1923 als sterrenstelsels had geïdentificeerd – zich, op enkele uitzonderingen na, steeds sneller van ons én van elkaar verwijderen.
Lemaître kende de algemene relativiteitstheorie van Einstein waarin gesteld wordt dat dat massa en energie de ruimte en de tijd kunnen beïnvloeden en paste deze theorie toe op het hele universum. op grond daarvan kwam hij tot de conclusie dat de ruimte expandeert.
Op basis van deze gegevens trok Lemaître in 1927 een ingenieuze conclusie: "Als het universum vandaag uitdijt, dan moet het in het verleden kleiner zijn geweest. Piepklein." In 1931 stelde hij dat het heelal ontstaan moet zijn uit een uiterst compacte en dichte massa – kleiner dan een atoom – waaruit de volledige kosmos is voortgekomen.
Wat is de kosmische achtergrondstraling (CMB)?
De kosmische achtergrondstraling is de reststraling van het vroege universum, afkomstig van ongeveer 380.000 jaar na de oerknal. In die tijd was het universum nog heet en dicht, gevuld met geladen deeltjes (ionen en elektronen) die voortdurend fotonen verstrooiden. Licht kon zich toen niet vrij voortbewegen – vergelijkbaar met hoe mist het zicht belemmert.
Toen het universum afkoelde tot 3000 K, konden elektronen zich binden aan protonen en stabiele atomen vormen (voornamelijk waterstof). Hierdoor konden fotonen ongehinderd verder reizen. Dit proces noemen we recombinatie, en het moment waarop het licht ofwel de elektromagnetische straling ‘vrij’ kwam, heet ontkoppeling(recombinatie).
De fotonen van dat moment zijn door de uitdijing van het universum afgekoeld tot microgolfstraling van enkele graden Kelvin en vormen nu de kosmische achtergrondstraling – een soort “fossiel licht” dat nog steeds uit alle richtingen komt.
De kosmische achtergrondstraling is de reststraling van het vroege universum, afkomstig van ongeveer 380.000 jaar na de oerknal. In die tijd was het universum nog heet en dicht, gevuld met geladen deeltjes (ionen en elektronen) die voortdurend fotonen verstrooiden. Licht kon zich toen niet vrij voortbewegen – vergelijkbaar met hoe mist het zicht belemmert.
Toen het universum afkoelde tot 3000 K, konden elektronen zich binden aan protonen en stabiele atomen vormen (voornamelijk waterstof). Hierdoor konden fotonen ongehinderd verder reizen. Dit proces noemen we recombinatie, en het moment waarop het licht ofwel de elektromagnetische straling ‘vrij’ kwam, heet ontkoppeling(recombinatie).
De fotonen van dat moment zijn door de uitdijing van het universum afgekoeld tot microgolfstraling van enkele graden Kelvin en vormen nu de kosmische achtergrondstraling – een soort “fossiel licht” dat nog steeds uit alle richtingen komt.
COBE: Cosmic Background Explorer gelanceerd 1989
Actief: 1989–1993 Aan boord waren:
Een Differential Microwave Radiometer (DMR)
Een Far-InfraRed Absolute Spectrophotometer (FIRAS)
En
Diffuse Infrared Background Experiment (DIRBE) Belangrijkste prestaties:
Bevestigde het bestaan van de CMB-ontdekt dat het spectrum van de achtergrondstraling precies overeenkomt met het voorspelde spectrum, met een temperatuur van een zwarte straler van 2,725 +/- 0,002 K. → bewijs voor een heet, dicht begin (de oerknal). Vond de eerste kleine temperatuurfluctuaties aan de hand 'kosmische microgolf-achtergrondstraling'hiermee werd een kaart berekend van de periode dat het universum 380.000 jaar jong was. De temperatuurfluctuaties(blauw-rood) corresponderen met de veronderstelde dichtheidsfluctuaties in materie en energie toen.
Actief: 1989–1993 Aan boord waren:
Een Differential Microwave Radiometer (DMR)
Een Far-InfraRed Absolute Spectrophotometer (FIRAS)
En
Diffuse Infrared Background Experiment (DIRBE) Belangrijkste prestaties:
Bevestigde het bestaan van de CMB-ontdekt dat het spectrum van de achtergrondstraling precies overeenkomt met het voorspelde spectrum, met een temperatuur van een zwarte straler van 2,725 +/- 0,002 K. → bewijs voor een heet, dicht begin (de oerknal). Vond de eerste kleine temperatuurfluctuaties aan de hand 'kosmische microgolf-achtergrondstraling'hiermee werd een kaart berekend van de periode dat het universum 380.000 jaar jong was. De temperatuurfluctuaties(blauw-rood) corresponderen met de veronderstelde dichtheidsfluctuaties in materie en energie toen.


WMAP bepaalde de leeftijd van het universumzeer nauwkeurig: 13,77 miljard jaar (met een foutenmarge van ±0,04 miljard jaar).
WMAP gaf voor het eerst exacte percentages van wat het heelal bevat:Donkere energie 68% die zorgt voor de versnellende uitdijing van het universum, Donkere onzichtbare materie 27% die zwaartekracht uitoefent en gewone materie (atomen) 5% Alles wat we kennen: sterren, planeten, mensen.
WMAP toonde aan dat het universum vlak is, met een afwijking van minder dan 1%. Dit betekent dat licht in rechte lijnen reist en dat het heelal zich eindeloos kan blijven uitbreiden.
WMAP bracht de kleine temperatuurfluctuaties in het vroege heelal haarscherp in kaart.
WMAP leverde sterke indirecte steun voor het idee dat het heelal vlak na de oerknal extreem snel uitdijde (inflatie).
Planck Observatory
De Planck Observatory was een (sub)millimeter- en radiotelescoop die op 14 mei 2009 in een baan om het tweede Lagrangepunt van het Aarde-Zon systeem gebracht werd werd.
Het doel van Planck Observatory was het meten van anisotropieën(de temperatuur van de kosmische microgolfstralingdie niet overal hetzelfde is). in de kosmische microgolf achtergrondstraling. Dit is de warmtestraling die kort na het ontstaan van het heelal met de oerknal is uitgezonden en nu pas, meer dan 13,7 miljard jaar later, onze regio van het heelal bereikt. De temperatuur van de achtergrondstraling is in die tijd gedaald tot 2,725 ± 0,001 kelvin.
Deze satelliet is vernoemd naar de Duitse natuurkundige Max Planck.
Omdat de satelliet door het opraken van de koeling niet langer in staat is te observeren is hij in augustus 2013 in een parkeerbaan gebracht, en op 23 oktober 2013 is het laatste commando naar Planck gestuurd om de satelliet uit te zetten.
De Planck Observatory was een (sub)millimeter- en radiotelescoop die op 14 mei 2009 in een baan om het tweede Lagrangepunt van het Aarde-Zon systeem gebracht werd werd.
Het doel van Planck Observatory was het meten van anisotropieën(de temperatuur van de kosmische microgolfstralingdie niet overal hetzelfde is). in de kosmische microgolf achtergrondstraling. Dit is de warmtestraling die kort na het ontstaan van het heelal met de oerknal is uitgezonden en nu pas, meer dan 13,7 miljard jaar later, onze regio van het heelal bereikt. De temperatuur van de achtergrondstraling is in die tijd gedaald tot 2,725 ± 0,001 kelvin.
Deze satelliet is vernoemd naar de Duitse natuurkundige Max Planck.
Omdat de satelliet door het opraken van de koeling niet langer in staat is te observeren is hij in augustus 2013 in een parkeerbaan gebracht, en op 23 oktober 2013 is het laatste commando naar Planck gestuurd om de satelliet uit te zetten.

Roodverschuiving:
Astronomen meten roodverschuiving door sterren of zonlicht te laten vallen op een driehoekig geslepen glas of prisma en de kleurenreeks waaruit het licht uiteenvalt te meten in dit geval de intensiteit van rood.
De spectraallijnen van het licht die op aarde worden ontvangen van de andere sterrenstelsels, zijn ten opzichte van het lichtspectrum van de zon verschoven naar het rode eind van het spectrum De golflengte van deze spectraallijnen is langer geworden. Voor elk sterrenstelsel heeft deze verschuiving een andere waarde. Verreweg de meeste sterrenstelsels vertonen een roodverschuiving, een enkele ander vertoont een blauwverschuiving.
Het object met de grootste gemeten kosmologische roodverschuiving was in 2016 het stelsel GN-z11, met z = 11,1. Daarmee heeft het een afstand van 13,4 miljard lichtjaar.
De astronomische term roodverschuiving verwijst naar het verschijnsel waarbij het licht van een object in het heelal naar de rode kant van het spectrum verschuift. Dit betekent dat de golflengte van het licht toeneemt (de frequentie wordt lager), wat erop wijst dat het object zich van ons af beweegt.
Roodverschuiving helpt wetenschappers bepalen hoe snel objecten zich van ons verwijderen, wat informatie oplevert over de structuur, evolutie en uitbreiding van het heelal.